Het Leven der Dieren
Het Leven der Dieren
Deel 1, Hoofdstuk 12: Sirenen; hoofdstuk 13: Walvischachtige
Book Excerpt
treek tot aan het midden allengs dikker en van hier tot aan den staart slanker wordt. De borstvinnen staan niet ver achter de gehooropeningen aan het voorste derde gedeelte van de lichaamslengte; zij zijn niet bijzonder lang, maar breed, aan den voorrand afgerond, van achteren scherp; de teenen zijn alleen op het gevoel te onderscheiden, ieder spoor van klauwen ontbreekt. De staart eindigt in een horizontaal afgeplatten, halvemaanvormigen vin. Aan den korten en dikken snuit valt vooral de platte, scheef van boven naar achteren en onderen afhellende bovenlip in 't oog, waaronder een van onderen afgeknotte opzwelling uitsteekt. Deze is naar achteren verbonden met een eigenaardige mondplaat, die de tusschenkaaksbeenderen bedekt. Een dergelijke mondplaat ligt op de onderkaak. De onderlip wordt gevormd door een van achteren scherp begrensde opzwelling. De neusgaten, die aan de bovenzijde van den snuit liggen, staan dicht bij elkander en hebben den vorm van twee halvemaanvormige spleten; de oogen, die klein, eirond
FREE EBOOKS AND DEALS
(view all)Popular books in Nature, Non-fiction
Readers reviews
0.0
LoginSign up
Be the first to review this book